Hoe de aansluiting van aardelektroden met geaarde elementen goed te controleren
Aanvankelijk, bij het controleren van de verbinding van aardelektroden met geaarde elementen door te tikken en te controleren, worden zichtbare defecten en breuken onthuld. Voor een definitieve conclusie over de bruikbaarheid van de aarddraden, de betrouwbaarheid van de bout- en lasverbindingen, wordt de weerstand van de circuitsecties tussen de aardelektrode en de geaarde elementen gemeten.
De weerstand van metalen verbindingen is niet gestandaardiseerd, maar de praktijk leert dat deze in werkende netwerken niet hoger is dan 0,05 - 0,10 ohm.
De resultaten die tijdens de set-upperiode zijn verkregen, kunnen worden gebruikt als basis voor vergelijking tijdens latere operationele controles.
Bij netwerken met een eenvoudige configuratie wordt de weerstand direct gemeten tussen de aardgeleider en elk geaard element.
Meet bij complexe, vertakte netwerken eerst de weerstand tussen de aardelektrode en afzonderlijke delen van de aardleiding (bijvoorbeeld in de werkplaats), en vervolgens tussen die gebieden en de te aarden elementen.
Zorg er vóór het meten voor dat er geen spanning op de behuizingen van de te testen apparatuur staat!
Om de draad op metalen dozen aan te sluiten, is het handig om een speciale sonde te gebruiken die is gemaakt van een driehoekige vijl met een isolerende handgreep en een contactklem. In dit geval wordt het werk gedaan door twee personen: de een raakt het lichaam aan met een sonde, de ander voert metingen uit met een apparaat dat stevig op de hoofdbus is aangesloten met een draad met een klem. Als de lengte van de verbindingsdraden lang is, houd dan rekening met hun weerstand.
Metingen kunnen ook met elk type ohmmeter worden uitgevoerd aardingsapparaten nummer M-416, F4103, etc.… Latente bedradingsdefecten kunnen worden geïdentificeerd bij metingen ampèremeter-voltmeter methode: de stroom van 10 - 30 A veroorzaakt verhitting of vonken in slechte contactverbindingen, doorbranden van onbedoelde jumpers. Als stroombron kan een transformator met een secundaire spanning van 12. — 42 V worden gebruikt.