Storingen van fluorescentielampen met elektromagnetische voorschakelapparaten en methoden voor het elimineren ervan
In dit artikel worden de meest typische gevallen van storingen van fluorescentielampen en methoden voor het elimineren ervan gegeven.
1. De fluorescentielamp brandt niet
De reden kan zijn een verbroken contact of een gebroken draad, kapotte elektroden in de lamp, een storing van de starter en onvoldoende spanning in het netwerk. Om de storing te identificeren en te verhelpen, moet u eerst de lamp vervangen; als het niet weer oplicht, vervang dan de starter en controleer de spanning op de houdercontacten. Bij afwezigheid van spanning in de contacten van de lamphouder, is het noodzakelijk om het open circuit te vinden en te verwijderen en de contacten te controleren op de plaatsen waar de draden zijn aangesloten op de ballast en de houder.
2. De fluorescerende lamp knippert maar gloeit niet, de gloed wordt alleen waargenomen vanaf één uiteinde van de lamp
De oorzaak van de storing kan een kortsluiting zijn in de draden, de houder of in de klemmen van de lamp zelf.Om de storing te identificeren en te verhelpen, is het noodzakelijk om de lamp zo te herschikken dat de gloeiende en defecte uiteinden worden omgekeerd. Als dit de storing niet verhelpt, vervang dan de lamp of zoek naar een defect in de houder of bedrading.
3. Aan de randen van de fluorescentielamp is een doffe oranje gloed zichtbaar, die soms verdwijnt en dan weer verschijnt, maar de lamp brandt niet
De oorzaak van de storing is de aanwezigheid van lucht in de lamp. Deze lamp is aan vervanging toe.
4. De fluorescentielamp brandt aanvankelijk normaal, maar daarna worden de randen sterk donker en gaat hij uit
Meestal gaat dit fenomeen gepaard met een storing in de ballastweerstand, die niet de noodzakelijke bedrijfsmodus van de fluorescentielamp biedt. In dit geval moet de ballast worden vervangen.
5. De fluorescentielamp gaat periodiek aan en uit
Dit kan gebeuren als gevolg van een defecte lamp of startmotor. De lamp of starter moet worden vervangen.
6. Wanneer de fluorescentielamp wordt ingeschakeld, branden de spiralen door en worden de uiteinden van de lamp zwart
In dit geval moet u de voedingsspanning controleren en controleren of deze overeenkomt met de spanning van de aangesloten lamp, evenals de weerstand van de ballast. Komt de netspanning overeen met de lampspanning, dan is de ballast defect en moet deze worden vervangen.